NG image
NG image
NG image

< Meer nieuws

Reisrecht

Een nieuwe wind door het Reisrecht (?)

Met wat vertraging dienden de regering op 12 april 2023 het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 november 2017 betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten (hierna “het Wetsontwerp”) in. Met het Wetsontwerp wil de regering sleutelen aan de zekerheid die organisatoren en doorverkopers van pakketreizen moeten stellen voor de terugbetaling van reisgelden in het geval van hun insolventie. Het is de eerste keer sinds haar inwerkingtreding dat de Reiswet zou worden gewijzigd.

Wat vooraf ging
Het Reisrecht zoals we dat nu kennen vindt zijn oorsprong op het Europese niveau, meer bepaald in Richtlijn 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad. De Belgische wetgever zette deze richtlijn in 2017 om met de Wet van 21 november 2017 (“Reiswet”). In tegenstelling tot wat het geval is voor sommige van onze buurlanden, zoals Nederland, voegde de wetgever echter ook bepalingen toe aan deze van de Richtlijn. De Richtlijn bepaalt zo: “de lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied gevestigde organisatoren zekerheid stellen voor de terugbetaling van alle reeds door of namens reizigers betaalde bedragen voor zover de desbetreffende diensten als gevolg van de insolventie van deze organisatoren niet worden verricht.” De Belgische wetgever voegde daar met het Koninglijk Besluit van 29 mei 2018 aan toe dat deze “zekerheid” moest worden gesteld door middel van een verzekeringsovereenkomst aangegaan met een daartoe gemachtigde verzekeringsonderneming. Een bankwaarborg of een zekerheid bij een stichting volstaat niet. De FOD Economie ziet hierop toe. De zekerheid die Belgische reisprofessionals moeten stellen, is zo aan meer voorwaarden onderworpen dan die van hun collega’s uit onze buurlanden.

Wat de Belgische wetgever in 2018 wellicht niet had voorspeld, is dat tijdens, maar ook na, de coronacrisis veel insolventieverzekeraars zich terugtrokken van de Belgische markt. Op heden zijn nog maar twee verzekeraars actief, waarvan één zijn voornemen uitdrukte de markt te verlaten. Wat ontstond is een quasi-monopolie. Organisatoren en doorverkopers van pakketreizen kwamen in de problemen. Een insolventieverzekering aangaan, is wettelijk verplicht. Zonder verzekering geen verkoop van pakketreizen. Maar zijn er nog wel verzekeraars die reisprofessionals willen verzekeren? En aan welke voorwaarden?

Wat verandert er niet?
Het komt de auteurs van deze tekst voor dat de Belgische wetgever zich in zijn eigen voet schoot door aan de bepalingen van de Richtlijn toe te voegen dat organisatoren en doorverkopers zekerheid moeten stellen door middel van een insolventieverzekering. Dit systeem van insolventieverzekeringen bleek in de praktijk immers moeilijk werkbaar. De wetgever had er nu voor kunnen kiezen de wetgeving opnieuw te versoepelen door enkel te eisen dat organisatoren en doorverkopers zekerheid moeten stellen (punt). Met het Wetsontwerp houdt de wetgever echter uitdrukkelijk vast aan de insolventieverzekering als enige mogelijke zekerheid. Waar deze vereiste nu “slechts” is opgenomen in een Koninklijk Besluit, beoogt het Wetsontwerp het bovendien binnen te brengen in de Reiswet zelf. Organisatoren en doorverkopers van pakketreizen moeten jaarlijks nog steeds op zoek naar een geschikte insolventieverzekeraar.

Wat verandert er wel?
Waar er weinig verandert voor de organisator of doorverkoper van pakketreizen, kan het Wetsontwerp wel een aardverschuiving teweegbrengen in het landschap van de insolventieverzekeraars in ons land.

De grote nieuwigheid van het wetsontwerp is dat in geval van insolventie van een organisator of doorverkoper die gevestigd is in België, de verzekeringsonderneming het totale bedrag van de vergoedingen die hij moet uitbetalen, kan beperken. Boven dat plafond zal de Staat het grootste deel van de verschuldigde tussenkomst voor zijn rekening nemen.

Organisatoren en doorverkopers van pakketreizen gaan een verzekeringsovereenkomst aan met een verzekeringsonderneming. Zij betalen premies aan de verzekeringsonderneming. De verzekeringsonderneming stort op haar beurt jaarlijks 9,2% van het totale incasso van de premies van dat jaar aan het nog op te richten “Fonds voor tussenkomst van de Staat in het kader van de insolventieverzekering van professionelen in de reissector”. Met deze “anticipatieve bijdrage” wordt het Fonds gespijsd. Uiteraard zullen de insolventieverzekeraars deze bijdrage aan hun verzekerden willen doorrekenen.

De verzekeringsonderneming die de anticipatieve bijdrage betaalt, kan per kalenderjaar het totale bedrag van de verzekeringsprestaties die zij moet aanbieden aan reizigers uit hoofde van de insolventieverzekering beperken tot honderd procent van het totale incasso van premies en bijkomende kosten van het betreffende jaar verbonden aan deze verzekering. Voor alle bedragen die dit plafond overstijgen, komt het Fonds voor 98% tussen. In hoofde van de verzekeringsonderneming wordt het risico zo ernstig beperkt, tot 102% van het totale incasso van premies en bijkomende kosten van het betreffende jaar. Wanneer het grondig misgaat, bijvoorbeeld door meerdere grote faillissementen in hetzelfde jaar, houdt de verzekeringsonderneming het hoofd boven water.

Belangrijk om op te merken is dat verzekeringsondernemingen hun risico enkel kunnen beperken wanneer de gefailleerde onderneming een Belgische organisator of doorverkoper is. Via hun premies spijzen buitenlandse ondernemingen wel mee het Fonds, hun verzekeraar krijgt hier niets voor terug. Dit zal uiteraard zijn weerslag hebben op de voorwaarden waaraan insolventieverzekeraars de activiteiten van buitenlandse organisatoren en doorverkopers op de Belgische markt zullen willen verzekeren. Het Wetsontwerp komt zo enkel de Belgische reisprofessional ten goede. Een deel van de markt dreigt moeilijk verzekerbaar te blijven.

Wat verandert er voor u?
Het Wetsontwerp is een amfibie. Waar in het begin van de tekst de consumentenbescherming nog als hoogste doel prijkt, is uit het vervolg van de tekst duidelijk dat het Wetsontwerp vooral beoogt de reissector verzekerbaar te houden. Kritische stemmen zouden zeggen dat de wetgever de problemen die hij zelf creëerde, nu tracht weg te werken.

De bedoeling van de wetswijziging is vooral om meer verzekeraars aan te trekken op de Belgische markt, met de hoop dat Belgische organisatoren en doorverkopers van pakketreizen makkelijker een insolventieverzekering zullen kunnen afsluiten en hiervoor minder zullen moeten betalen. Verwezenlijkt het Wetsontwerp zijn doel, dan is dit enkel goed nieuws voor de gemoedsrust en de portemonnee van de reisprofessional. De gevestigde insolventieverzekeraars zullen met meer concurrentie te maken krijgen. Het Wetsontwerp heeft in ieder geval de bedoeling niet op zich te laten wachten. Komt de wetswijziging er effectief, dan werkt deze retroactief vanaf 1 januari 2023 en is ze -u hoort het goed- van toepassing op reeds afgesloten polissen. Wordt vervolgd…

Heeft u als organisator of doorverkoper van pakketreizen vragen over uw (insolventie)verzekering? Bent u als verzekeraar reeds actief op de Belgische markt of overweegt u uw pijlen op deze markt te richten? De advocaten van Nelissen Grade staan u met raad en daad bij in alle aspecten van het Reisrecht.